SpieghelKIDS

Verhaal voor de kinderen

Nehemia - Man met lef

Inleiding

Graag wil ik in de komende weken een onbekend bijbelboek met jullie behandelen. Ik heb gekozen voor Nehemia.
Sommige bijbelverhalen komen in kinderbijbels veel voor; sommige bijbelverhalen komen nauwelijks in kinderbijbels voor. En volgens mij is het bijbelverhaal uit Nehemia een voorbeeld dat niet veel voorkomt. Het lijkt mij in deze tijd ook een enigszins toepasselijk bijbelboek omdat het gaat over het opbouwen van een samenleving; het opbouwen van een stad na een moeilijke periode.

Het lijkt me ook goed voor onze bijbelkennis om van dit boek het stof eens af te schudden en het te gaan lezen. Daarom zal ik in de komende weken enkele kinderverhalen over Nehemia schrijven.

Bijbelverhaal

Heel lang geleden was de Joodse familie van Nehemia verbannen/weggevoerd. Door een vreemd volk, door de Babyloniërs. Nu zijn de Babyloniërs niet meer aan de macht. De Perzen hebben het overgenomen. Op dit moment is de Perzische koning Artaxerxes aan de macht. Al twintig jaar werkt Nehemia als wijnschenker aan het hof in de stad Susa. Hij ziet deze koning met regelmaat.

Op een dag komt de broer van Nehemia, Chanani, bij hem op bezoek. Hij komt niet alleen, maar hij heeft een paar mannen meegenomen, die komen uit de provincie Juda. Nehemia vraagt aan de mannen: “Hoe gaat het eigenlijk met Jeruzalem, de hoofdstad van Juda?” Ze antwoorden: “De stad is er slecht aan toe. De muur van de stad ligt in puin. De poorten zijn verbrand en verwoest.”

De Joodse mensen die van de vorige Perzische koning Cyrus mochten terugkeren naar Jeruzalem, leven nu in een ruïne (=een verwoeste stad). Ze hebben het zwaar. Ze waren eerst uit hun vertrouwde stad weggevoerd. Nu mochten ze gelukkig terugkomen, maar het is volgens deze mannen beschamend om te zien daar waar zij nu moeten leven.

Wanneer Nehemia dat hoort, gaat hij op de grond zitten. En hij denkt na: die bijzondere, mooie, heilige stad, Jeruzalem, die plek die voor Joodse mensen symbool staat (=het beeld is) voor God, de stad waar de tempel, de kerk staat, juist die stad, is in puin. De Joodse mensen zijn teruggekomen naar Jeruzalem, maar voor wat? En hij heeft plots geen zin meer in eten of drinken. Dit nieuws maakt hem somber.

En Nehemia strekt zijn handen uit naar de hemel en roept hardop:

“God, U hebt heel vroeger, lang, lang geleden, uw volk, de mensen, uit Egypte bevrijd, toch? Daarmee heeft u uw kracht laten zien. God, zie en hoor hoeveel mensen er nu tot U bidden! Zij willen zo graag een nieuw begin maken in die stad Jeruzalem. Een nieuw begin met elkaar, een nieuw begin met U. En als ik dit zo hoor, zou ik graag mee willen helpen om dit nieuwe begin in Jeruzalem voor elkaar te krijgen? Zou ik ook mee kunnen helpen met de opbouw van die heilige stad?” 

De volgende dag gaat Nehemia gewoon weer aan het werk bij de koning. Hij schenkt zoals altijd wijn in en geeft de beker aan de koning om te drinken. Maar dan kijkt de koning eens goed naar het gezicht van Nehemia. En hij denkt: wat kijkt hij toch somber en verdrietig, terwijl het vandaag zo’n mooie dag is; zou er iets aan de hand zijn? En de volgende ochtend ziet de koning opnieuw die verdrietige ogen van Nehemia. Nu kan hij het niet meer voor zich houden en hij zegt:

“Nehemia, Nehemia, wat zie je er slecht uit! Ben je ziek of is er iets anders?” En Nehemia twijfelt of hij het zal zeggen, maar hij begint toch te spreken: “Ja, ik voel me verdrietig, omdat ik me zorgen maak om de stad waar mijn verre familieleden, zoals de opa’s en oma’s van mijn opa’s en oma’s, begraven zijn. Die stad is verwoest. De poorten verbrand. Er is niets meer van over”.

Koning Artaxerxes krijgt door Nehemia’s woorden een onderbuikgevoel en hij antwoordt : “Is er dan iets dat ik voor je kan doen?’

Nu doet Nehemia een kort schietgebedje tot God:

God… geef mij de durf, het lef, om hulp te vragen aan de koning… 

Naast de koning zit op dat moment de vrouw die Artaxerxes intens lief heeft en Nehemia hoopt dat deze vrouw een goede invloed zal hebben op de koning.

En Nehemia antwoordt de koning: “Als u het goedvindt, koning, en als u mij de juiste persoon vindt, wilt u me dan naar het gebied Juda, naar de stad Jeruzalem, sturen? Dan ga ik daar helpen om Jeruzalem weer op te bouwen.”

“Maar … maar hoelang gaat je reis duren, Nehemia?” vraagt de koning. “Een aantal jaar, vermoed ik…”, zo antwoordt Nehemia. Dan blijft de koning even stil. Hij denkt na. Nehemia wacht in spanning af. En na een tijdje zegt de koning: “Goed dan, je mag gaan.”

Nehemia is verrast door het ‘ja’ van de koning. Hij mag gaan! Wat fijn. Hij mag gaan helpen. Dan vraagt Nehemia de koning: “Wilt u mij dan ook papieren meegeven voor de bestuurders, voor de grenscontroles, anders kan ik dit gebied niet verlaten en kan ik niet doorreizen naar Juda? En, kan ik misschien ook een brief krijgen voor Asaf, de houthandelaar, zodat ik aan hem om hout kan vragen voor de deuren in de poorten van de tempel, de kerk, en voor de poorten in de stadmuur, en voor mijn eigen (vroegere) familiehuis?” De koning gaf hem alle papieren en brieven mee. En Nehemia is blij, en hij denkt bij zichzelf:

Het is geen toeval dat dit gebeurt. Dit valt mij toe. God: dank dat dit zo is gegaan…

De koning stuurt ook een aantal legerleiders en soldaten mee. Met hen gaat Nehemia naar de bestuurders en geeft dan de brieven van de koning. Eén van die bestuurders was Sanballat uit Choron. Een andere bestuurder was Tobia uit Ammon. Wanneer zij horen dat Nehemia het volk Israël komt helpen met de opbouw van de muur en van hun tempel/kerk, worden zij woedend.

Waarom? Dat hoor je de volgende keer.

(dit kinder-bijbelverhaal is een herschrijving van de vertaling uit de Bijbel in Gewone Taal, deze vertaling is als basis/uitgangspunt gebruikt)

Gespreksvragen

In vroegere tijden werd de koning vaak als een soort God op aarde gezien. Zoals God in de hemel een koning is over de engelen, zo zou een koning een soort van God zijn voor de mensen die in zijn land wonen. Het is dus best moedig dat Nehemia naar de koning toegaat met zijn vraag of hij zijn werk mag onderbreken en mag gaan helpen ‘opbouwen’ in Jeruzalem. Dat vergt veel lef. Wat is dat precies: lef?

(Durf. Moed. Het woord komt uit het Hebreeuws, en betekent letterlijk ‘hart’. )

Wie vind jij, iemand ver weg of dichtbij, ‘een persoon met lef’? En waarom?

Heb jij zelf wel eens iets gedaan wat je eigenlijk eerst niet durfde, maar waarbij je moed verzameld hebt om het toch te doen? Wat was dat? Hoe voelde je je daarna?

Heb jij zelfs wel eens een schietgebedje gedaan? Wanneer en waarom?

Waarom stuurt de koning ook een aantal legerleiders en soldaten met Nehemia mee, denk je?

Hoe zou je de koning in dit verhaal beschrijven?

Kan je je voorstellen dat je net zoals Nehemia heel graag wil meehelpen om iets weer op te bouwen wat heel belangrijk was en is voor jou en voor je familie? Wat betekent het woord ‘opbouwen’ eigenlijk?