Wat moeten we toch met die genezingsverhalen in de bijbel? Zijn deze echt gebeurd? Kunnen we er wat mee?
In het boekje ‘Wandelen over het water’ heeft Carel ter Linden hier een mooi stukje over geschreven, vrij vertaald:
Jezus heeft door zijn woorden en daden mensen geheeld. Hij raakte de ziel aan van mensen, gaf hun de liefde van God door, zonder daarbij eisen te stellen, en zorgde ervoor dat mensen het vertrouwen in God of in zichzelf terugkregen. Hij zei tegen mensen: “Wat je ook doet, wat je ook bezit, wat je ook presteert, God houdt van jou. Vertrouw op jezelf, vertrouw op God, het komt goed.”
Jezus had veel gesprekken met mensen, waarin zij vertelden wat hen dwarszat, waar zij over piekerden. Waarschijnlijk zijn er wel mensen geweest die door Jezus’ woorden en daden van hun ziekte aan huid, ogen, oren of lichaam zijn hersteld/genezen. Toch wilde Jezus niets weten van mirakels/grote wonderen. Als iemand Jezus probeert te verleiden in de woestijn, om stenen in broden te veranderen, dan wijst Jezus dat helemaal af. Jezus wilde mensen helpen. Niets meer. Niets minder. Hij was geen tovenaar of zoiets.
De wonderverhalen uit de bijbel willen ons als lezer als eerste een boodschap vertellen: namelijk: de ontmoetingen met Jezus veranderen de levens van mensen ingrijpend. Jezus liet iets van God zien.