Hee, hallo, hier Virus weer. Ik had je beloofd nog een keer een brief te schrijven. En wat je belooft dat moet je doen, of moet je proberen te doen, en dus dacht ik weet je wat laat ik je nu op dit moment schrijven (maar je leest het natuurlijk niet op dit moment want dat je dit leest is jouw eigen moment, zo gaat dat met momenten hé? (sorry, ben niet altijd de grappigste thuis hoor).
Ik hoop dat je dit hierboven hebt overgeslagen want het slaat nergens op, ik wil je heel ergens anders over schrijven (sorry, dat ik daar nu pas mee kom, maar beter laat dan niet, of begin er anders niet aan, stop! stop!)
Sorry, ’t zit een beetje in me. Alle virussen hebben daar last van. Die weten eigenlijk niet van ophouden. Dat gaat maar door met ze, met mij ook. Maar hee, je hoeft dit allemaal niet te lezen, je mag me ook gerust ne-gé-ren (zei mijn vriendinnetje altijd, en ze bedoelde WAAROM NEGEER JE ME!). Hou toch op met dat gekke woord ‘negeren’ – je lijkt je tante wel (haha, ja ik heb er ook één – daar word ík nou ziek van..). Maar hee, WAT wil ik je schrijven. Komt ‘ie: Hoi, ik ben Virus en je kent me al. Ik hoef me verder niet te introduceren (o help, wéér zo’n tante-woord). Ik wil het met je over de kleine Mozes hebben. Weet je wat ik over hem heb horen vertellen? Dat hij een heel bijzonder kind was. Nou ja, zo bijzonder is dat nou ook weer niet, want alle kinderen zijn bijzonder – bijzonder LEUK – maar hee voor kleine Mozes maken we een uitzondering, een uitbijzondering zou ik willen formuleren (tante-woord no. 3) als ik het woordenboek mocht schrijven. Kleine Mozes huilde nooit. NOOIT. Behalve die ene keer toen er een prinses langskwam. Hij dacht (niet echt) dit is mijn kans. Zijn moeder had hem (was ze nou helemáál gek geworden) in een mandje gelegd en ze had gezegd: je gaat een poosje varen, op de rivier. Je zult het drooghouden want ik maak van je mandje een bootje. Dus help me en hou jezelf ook droog… Hee liefste moeder, Mozes is nog maar een baby hé, wat wil je nou eigenlijk? Nou ja, wat ze wilde is dat haar kleine een grote jongen zou worden. Een echte man, liefst een leider, geen loser zoals haar eigen man die alleen maar had geknikt toen ze haar idee hem had voorgesteld (niet voorgesteld, tante, voorgelégd – het idee is er al, daar hoeft geen voorstel bij (sorry, dit is weer zo’n Virus-opmerking)). De stommeling had alleen geknikt, ze had als moeder en liefhebbende vrouw natuurlijk veel liever gehad dat hij zijn borst had ontbloot en zijn spierballen had laten rollen en had gezegd: aan mijn Mozes komt NIEMAND. Maar ja, in een tijd van crisis doen mensen onverwachte dingen.
Misschien dat de vader van Mozes aan God zat te denken, maar zijn moeder dacht wel zeker nu moeten we vooral wat DOEN. Door dat gekke virus van toen (weet je nog, die koning die een heel volk besmette met zijn ikke-machtig-willen-zijn?) – door dat gekke virus hadden ze de kleine Mozes al maanden in volledige quarantaine moeten houden. Hij mocht niet in de babyschommel, hij mocht zelfs niet in de box voor het raam. Stel je voor dat tánte zou roepen: O boy, o boy, wat een heerlijk joch! Ze zouden direct in de problemen zitten. Hee deze brief wordt een beetje lang. Ik ga er nu gauw een punt achter zetten. De volgende keer vertel ik je nog hoe de ontmoeting was tussen Mozes en de prinses. (Dat wordt spannend, dat begrijp je wel!)
Ehm, nog geen last van dat uit de bocht gevlogen virus dat Corona heet? Blijf op je hoede (nee he, weer tante-taal), het betekent: kijk uit. En hee, heb jij al een vriendje, vriendinnetje? Een prins of een prinses? Op een dag kom je hem of haar tegen. Begin dan niet te huilen, maar te lachen! Voor een reddende engel moet je vriendelijk zijn. Waarom? Vraag dat maar aan je vader of moeder.
Groetjes,
Virus
PS. Wil je een stukje van dit verhaal over Mozes teruglezen in de Bijbel, het staat in Exodus 2.