Hee, hallo, jij daar en ik hier,
gelukkig kun je me wel lezen op anderhalve meter afstand. Een verstandige maatregel vind ik dat – die anderhalve meter ertussen moeten houden, één die jullie al eerder hadden moeten toepassen vind ik. Niet dat ik weet waarom. Maar ik vind wel meer, zonder dat ik weet waarom. Jij? Ik ben altijd blij als mensen uit mijn buurt blijven. Mensen kunnen gekke gewoontes hebben. In je nek hijgen, je voor de voeten lopen, aan je lippen hangen met te grote ogen – ik noem maar wat. Dan ben je blij met anderhalve meter afstand, toch?
Weet je voor wie ik respect heb? Voor die meneer uit de Bijbel die Abram heet. (Dat was zijn jongensnaam, later kreeg hij een deftige nieuwe naam: Abráham – lijkt nogal op die eerste, maar maakt niet uit –, de betekenis is echt helemaal wat je noemt tóp: vader voor de wereld; een soort van godfather zeg maar, ja echt!) Deze jongen en later meneer was volgens mij voor alles en iedereen immuun. Op een mooie manier. Op een dag spitste hij zijn oren en jawel hij hoorde God iets zeggen. Dat gebeurde niet heel vaak, dat God iets zei, maar soms wel. En dan was het natuurlijk meteen belangrijk.