SpieghelKIDS

Brieven uit een ver land

Brief 5

Hee, hallo, jij daar en ik hier,

gelukkig kun je me wel lezen op anderhalve meter afstand. Een verstandige maatregel vind ik dat – die anderhalve meter ertussen moeten houden, één die jullie al eerder hadden moeten toepassen vind ik. Niet dat ik weet waarom. Maar ik vind wel meer, zonder dat ik weet waarom. Jij? Ik ben altijd blij als mensen uit mijn buurt blijven. Mensen kunnen gekke gewoontes hebben. In je nek hijgen, je voor de voeten lopen, aan je lippen hangen met te grote ogen – ik noem maar wat. Dan ben je blij met anderhalve meter afstand, toch?

Weet je voor wie ik respect heb? Voor die meneer uit de Bijbel die Abram heet. (Dat was zijn jongensnaam, later kreeg hij een deftige nieuwe naam: Abráham – lijkt nogal op die eerste, maar maakt niet uit –, de betekenis is echt helemaal wat je noemt tóp: vader voor de wereld; een soort van godfather zeg maar, ja echt!) Deze jongen en later meneer was volgens mij voor alles en iedereen immuun. Op een mooie manier. Op een dag spitste hij zijn oren en jawel hij hoorde God iets zeggen. Dat gebeurde niet heel vaak, dat God iets zei, maar soms wel. En dan was het natuurlijk meteen belangrijk.

Denk maar niet dat God de hele dag door praat. Bij wijsheid hoort stilte. Daarom heb ik ook eerst heel lang niks van me laten horen (grapje).

Maar Abram had horen vertellen dat overgrootopa Noach een keer een gesprekje met God had, en toen hebben die twee een plan gemaakt, je weet wel, een boot voor alle diersoorten en Noach en zijn gezin. In het geval van rampspoed moet je weten wat je te doen staat. In een uiterste geval, wat doe je dan? Alleen wat je nog kunt doen. Wil je de wereld redden als er niets meer te redden valt, doe dan wat je kúnt doen. En Noach maakte dus een boot. Megagroot, want God had hem duidelijk gemaakt dat de dieren dan óók mee moesten. Want die kunnen namelijk geen boot bouwen.

Abram vond het een geweldig verhaal, en of het wel waar gebeurd was, daar hoefde hij niet over na te denken, want hee, kijk maar, anders was er geen Abram geweest. En Abram wilde eigenlijk ook wel zo’n gesprekje met God. Zo’n reddingsgesprekje – wat zeg ik, ook zo’n compleet PLAN wilde hij wel. En hij spitste dus zijn oren of hij iets kon horen. – Doof voor zijn vrienden die zeiden je hebt alleen maar oren om elkaar te kunnen horen. En dat van je overgrootopa dat is allemaal van vroeger. Die boot was ook maar een boot en denk je nou echt dat God er iets over zei. Abram zei niks. Hij was echt zó immuun.

En toen op een dag, Abram luisterde niet naar vogels of zo, het állermóóiste suisde in zijn oren, hij zou gaan verhuizen. Hij zou gaan emigreren. Hij zou een nieuw leven beginnen, een eigen bestaan opbouwen. En hij wist dit zou iedereen moeten doen. Ja laat IK dan het goede voorbeeld geven. Wat een zegen zal het zijn als méér mensen, nog héél veel meer zo zouden denken, en niet alleen denken maar ook doen.

Respect voor die man. Hij begon een eigen leven. En hij zei tegen iedereen: het maakt me niet uit wáár, – waar God me wil hebben.

En nergens báng voor hé, die Abram. Respect voor hem. En weet je, ik heb ook respect voor jou. Ook jij laat je niet gek maken door wat mensen zeggen. Lekker immuun zit jij gewoon ff een brief van Virus te lezen. Jij trekt je eigen plan. Respect! En ik wil je wel vertellen dat je mij volkomen kunt vertrouwen. Kijk uit voor die gekke neef Corona (laat je niet ziek maken door hem), maar met mij loop je geen gevaar, of eigenlijk: in elk gevaar hebben we elkaar.

Groetjes,
Virus

PS1. De volgende keer vertel ik je over Abraham met een kind, een zoon, en het avontuur dat ze meemaken is het allergekste dat er bestaat. Voel je de spanning al? (ik wel, maar ik voel me sowieso alltijd een beetj kkoortsig)

PS2. Wil je het oude verhaal in deze brief van mij aan jou over Abram lezen in de Bijbel, moet je Genesis 12 opzoeken.